Python heeft een functie die getallen genereert, de range functie. Deze functie maakt een lijst van getallen.
De range() functie wordt vaak gebruikt in een for loop, om code een bepaald aantal keren te herhalen. Het kan ook gebruikt wordt voor het maken van een lijst met getallen want elk getal handmatig opschrijven is gewoon te veel werk.
Range() voorbeelden
Als de range functie slechts één parameter heeft, telt deze van nul tot het maximum.
range(maximum)
In Python 3 moet je het converteren naar een lijst (data type list
). Zo wordt het een numerieke list
. In dit voorbeeld slaan we de list
op in variabele l, die we dan weergeven.
>>> l = list(range(5))
>>> print(l)
[0, 1, 2, 3, 4]
>>>
De functie maakt het mogelijk om de begin waarde en stap grootte te definiëren. Om te beginnen bij 5 met een stapgrootte van 2:
>>> l = list(range(5,50,2))
>>> print(l)
[5, 7, 9, 11, 13, 15, 17, 19, 21, 23, 25, 27, 29, 31, 33, 35, 37, 39, 41, 43, 45, 47, 49]
>>>
Range loop voorbeeld
For loops zijn een manier om de code te herhalen (dit noemen we ook wel iteratie). Dat betekent dat je niet steeds dezelfde instructies hoeft te herschrijven, maar de code "terug kan springen" ofwel de code regels kan herhalen.
Voor gebruik in een for-loop hoeft u niet te converteren naar een list
,
>>> for i in range(0,6):
... print(i)
...
0
1
2
3
4
5
>>>
In de for-lus kunt u de stapgrootte en de startwaarde gebruiken. In dit geval beginnend bij 1 met een stapgrootte van 3.
>>> for i in range(1,30,3):
... print(i)
...
1
4
7
10
13
16
19
22
25
28
>>>
Gerelateerde links:
Top comments (0)